Switches zijn minder ingewikkeld dan routers: ze wisselen het linkadres (met link wordt de next hop met de volgende switch bedoeld).
Netwerkbeheersystemen moeten echter de end-to-end link berekenen om schakelaars in grote netwerken te configureren welk label voor een bepaalde route moet worden gewijzigd. De configuratie van elke netwerkswitch wordt berekend door een netwerkbeheer systeem. Eens dit gebeurd is, heeft de switch enkel een tabel met linken naar zijn buren (een kleine tabel met slechts enkele entries per interface).
Cisco wilde de voordelen van routing (laag 3 end-to-end op een lange lijst IP-adressen) combineren met de voordelen van switching (linklaag 2 gebaseerd op korte schakeltabellen). Routers kennen de routes via de routing protocols en kunnen dus de labels zelf in het netwerk programmeren. De routing protols zorgen voor het leren van routes en daarvan leidt men af welke labels er voor welke routes gebruikt kunnen worden. Nieuwe protocols zorgen voor het verspreiden van de labels tussen de routers (Label distribution Protocol – LDP).
Schakelen heeft het voordeel van snelle pakketoverdrachten dankzij korte switchingtabellen en het swappen van labels voor de next hop. De korte schakeltijd zorgt ook voor een snellere weg door het netwerk.