In een vorig artikel hadden we het over de grootte van de mux, waarbij we stelden dat ‘meeste’ lokale radio’s best tevreden zouden zijn met een zendbereik zoals ze dat nu op FM hebben. Tenminste, als de ontvangst maar overal perfect zou zijn.
De meeste lokale radio’s, want we moeten natuurlijk een onderscheid maken. Er zijn immer twee types van lokale radio, twee grote verschillen:
- Type 1 is de lokale radio die werkt op basis van vrijwilligers
- Type 2 is de lokale radio waar mensen hun brood aan verdienen. Dat zijn vooral de lokale radio’s die graag een regio of streek willen voorzien. Zo zijn er radiogroeperingen die haast de volledige Kempen van signaal voorzien, de Dender- of Demerstreek, een wijde omgeving rond Gent of Brugge, het Hageland, ga zo maar door. Veel van de eigenaars van die radio’s hebben van lokale radio hun job gemaakt.
In type 1 zijn er dan ook weer enkele gradaties tussen de lokale radio’s.
Bij sommige mag zowat iedereen wel wat in de micro komen vertellen. Meestal zijn hun reclame inkomsten vrij laag en ze moeten het meestal hebben van evenementen zoals, feesten organiseren, eetkermissen e.d. Let op, daar is niets mis mee. In het voetbal zijn er ook caféploegen en een eredivisie.
De besten pakken het vrij professioneel aan en uiteindelijk zijn er ook waarvan het niveau soms hoger ligt dan dat van lokale radio type 2.
Beiden zijn meestal ook tevreden met een beperkt zendgebied, voor hun gemeente en de aangrenzende gemeentes bijvoorbeeld, op voorwaarde dat ze in dat gebied dan ook overal wel perfect te ontvangen zijn. Dat is nu spijtig genoeg zelden het geval op de FM-band.
In type 2 werken de lokale radio’s met een andere ingesteldheid en ze werken met andere budgetten. Het zijn immers bedrijven. Meestal zit er een reclameregie achter die voor de nodige inkomsten zorgt. Ze willen dan ook een zo groot mogelijk zendbereik, koppelen frequenties op alle mogelijke manieren aan elkaar, werken meestal met stromannen die dan plaats nemen in het bestuur van de vzw’s die dan zogezegd eigenaar zijn van de erkenningen. Hun lokale inbreng en gebondenheid is meestal ook eerder beperkt, ze brengen muziek en proberen daarmee een zo groot mogelijke populatie te bereiken. Hun enige echte doel is geld verdienen. De stap naar een netwerkradio is er voor hen weer net één te ver, zo’n investering kunnen ze dan weer niet aan. Dat kan ook niet, er werden hiervoor onvoldoende netwerken gecreëerd. Ze hebben ook geen behoefte aan gans Vlaanderen, een provincie, of in elke stad van Vlaanderen een steunzender. Een uiterst ruime regio rond hun kerktoren is meestal wat ze graag willen. Ze gebruiken, of misbruiken als je dat graag zo wil noemen, de frequenties voor lokale radio’s voor een ander doel dan waarvoor ze ‘uitgevonden’ zijn.
Maar kan men hen dat kwalijk nemen? Eigenlijk niet. Ze proberen al jaren de wetgeving te omzeilen omdat de overheid hen niet wil zien, er wordt geen wettelijk kader gemaakt voor dit type van ‘regio’ radio. Met als gevolg dat zowel de radio’s type 1 als type 2 hiervan de dupe zijn.
Tussen de twee types lokale radio is er al decennia lang wrevel. Type 1 is van oordeel dat type 2 geen echte lokale radio’s zijn en misschien zijn ze dat ook niet, want dat is niet hun bedoeling. Type 2 meent dan weer dat type 1 de lokale/regio radio’s marginaliseert.
Ze zullen beiden wel een beetje gelijk hebben?
Misschien moet er daarom ook eens werk gemaakt worden van lokale radio op twee niveaus, waarbij aan type 2 veel hogere eisen wordt gesteld dan aan type 1. Maar, waarbij type 2 voor die hogere eisen dan wel het recht krijgt op een groter zendgebied.
Misschien kan dat ook?
Door de kleinere DAB+ cellen, die voor “lokale radio’s type 1” gemaakt zijn, te koppelen aan elkaar. De kleinere lokale radio blijft dan op één cel uitzenden, terwijl de grotere regio radio over meerdere cellen mag uitzenden.
Hoe werkt dit bij DAB+?
Net als bij FM kan men bij DAB+ een soort van RDS code meesturen. Van zodra je ontvanger de ene cel verlaat, gaat hij op zoek naar een andere cel en schakelt over. Op dit ogenblik lukt dat overschakelen van de ene naar de andere cel voor veel ontvangers probleemloos, je merkt het gewoon niet. De wat minder kwalitatieve ontvangers hebben daar al eens wat last mee en dan hoor je kort een onderbreking in de muziek tijdens het zoeken naar de andere cel.
Dat is vandaag ook het geval bij de ontvanger van sommige luisteraars die van blok 5A naar blok 5D rijden. De scheiding waar je het probleem zou kunnen horen, ligt ongeveer op de lijn ten oosten van Sint-Niklaas, ten oosten van Aalst, dan plots ten westen van Ninove, om ongeveer in Vloesberg te eindigen.
Dat probleem met schakelen is vandaag misschien een handicap. Maar we zijn ervan overtuigd dat als DAB+ ghelemaal ingeburgerd is, ook de goedkopere ontvangers deze handicap niet meer zullen hebben.
Dit lijkt ons een interessante denkpiste. Misschien moet de overheid maar eens tegemoet komen aan de ‘grote’ jongens die zelfs tante nonneke zouden inschakelen als strovrouw in één van hun nep vzw’s. Met DAB+ moet dit scenario perfect mogelijk zijn. Het dossier dat ze moeten indienen voor een erkenning van de overheid zal iets lijviger en gedetailleerder moeten zijn dan dat van een ‘kleine’ lokale radio, dat is logisch. De onkosten voor het ontplooien zo’n groter net zullen ook navenant zijn. Want koken kost geld.